Voor bijna elk thema lijkt er wel een model te bestaan dat belooft te vertellen hoe ‘volwassen’ een organisatie is. Met een paar vragen of indicatoren wordt al snel duidelijk of je nog aan het prille begin staat of juist tot de koplopers behoort. Deze modellen zijn vaak netjes ingedeeld in niveaus, kleuren of scores. Dat maakt ze aantrekkelijk: ze zijn snel toe te passen en eenvoudig te communiceren. Juist die eenvoud roept echter de vraag op wat er onderweg verloren gaat.
Sceptici vs. Liefhebbers
In de praktijk zien we vaak dat rond volwassenheidsmodellen grofweg twee kampen bestaan. Aan de ene kant zijn er de sceptici, die zich afvragen wat al die metingen nu eigenlijk toevoegen. Volgens hen reduceren volwassenheidsmodellen complexe realiteit tot simplistische scores. Zo lijkt ieder nieuw volwassenheidsmodel op de markt weer een nieuwe tool dat niks significant brengt. Ook zien we een volwassenheidsmeting moeheid. Met verschillende metingen beschikbaar lopen er in grote organisaties soms meerdere volwassenheidstrajecten naast elkaar.
Aan de andere kant staan de enthousiastelingen, die er juist bij zweren. Voor hen bieden de verschillende modellen structuur, houvast en een gedeelde taal om lastige onderwerpen bespreekbaar te maken. De vaak simpele uitkomsten van zo een model helpen dan om abstracte onderwerpen terug te brengen tot iets tastbaars, ook voor mensen die er niet dagelijks mee bezig zijn.
Van scorekaart naar gespreksstarter
Dat de meningen zo ver uiteenlopen, komt vooral doordat volwassenheidsmodellen op verschillende manieren worden gebruikt. Worden ze ingezet als afrekeninstrument? Of een oordeel in cijfers? Want juist dan voelen ze al snel beperkend of zelfs misleidend. Men heeft vaak het gevoel dat je het volgens een volwassenheidsmodel nooit goed kan doen. Er zullen namelijk altijd verbeterpunten zijn.
Maar gebruik je het als gesprekshulp, reflectietool of startpunt voor verbetering, dan laten ze een heel andere waarde zien. Door complexe ontwikkelingen te vertalen naar herkenbare stappen of cijfers maken volwassenheidsmodellen gesprekken makkelijker, keuzes inzichtelijker en ambities beter verdedigbaar, zeker als je een project hoger op in de organisatie wilt laten goedkeuren. De uitkomst van volwassenheidsmetingen dragen bij aan bredere bewustwording dat er op bepaalde thema's meer actie nodig is. Zo maken de cijfers het makkelijk om er ambities aan vast te hangen en kan je er concrete acties aan koppelen.
Dus… zin of onzin?
Het spanningsveld zit dus niet zozeer in het model zelf, maar in de verwachtingen en doelen die eraan worden gekoppeld. De werkelijkheid is nu eenmaal rommeliger dan een aantal niveaus. Dus: zin of onzin, die volwassenheidsmodellen? Het eerlijke antwoord is, allebei. Als je ze ziet als een absolute waarheid schieten ze hun doel voorbij… Maar gebruik je ze als kapstok om je organisatiestructuren tegen over te zetten, dan kunnen ze verrassend nuttig zijn.