Wat is de triple helix

De triple helix is een model voor het kijken naar en het sturen op innovatie in de kenniseconomie. De essentie van het model, zoals het in de jaren ’90 werd ontwikkeld door Loet Leydesdorff en Henri Etzkowitz is de samenwerking tussen drie partijen: universiteit, overheid en bedrijfsleven.

In een samenwerking nemen partijen kwaliteiten van elkaar over. Deze dynamiek draagt bij aan nieuwe manieren van bedrijfs- en beleidsvoering en zorgt voor grotere innovativiteit. In een samenwerking tussen twee partijen zal dit echter altijd leiden tot een lock-in, een situatie waarin het innoverend vermogen van de partijen juist verminderd. De aanwezigheid van een derde partij zorgt voor het tijdig doorbreken van deze lock-ins.

De kracht van het model

Het triple helix model zet grote groepen mensen in beweging, uit verschillende geledingen. Zo wordt 5 – 8 september 2018 het 16e triple helix congres georganiseerd. Het congres is populair en wordt niet alleen bezocht wordt door academici, maar ook door beleidsmakers van overheden en mensen uit het bedrijfsleven.

Betrokkenheid, kritieken, nieuwe onderzoeken en praktijktoepassingen zorgen dat het niet statisch is, maar als model evolueert. In de loop der tijd zijn daardoor verschillende theorieën ontstaan die voortbouwen op de ideeën van de triple helix, zoals: de evolutionaire triple helix en de quadrupel (4) helix (waar de eindgebruiker in acht wordt genomen). Een meer recente ontwikkeling is de quintuple (5) helix (waarin naast de eindgebruiker ook de media een rol speelt). De doorlopende discussie en aanpassingen op het model zitten waarschijnlijk achter de populariteit ervan.

Een praktijkvoorbeeld

Voor mijn scriptie onderzocht ik een praktijk toepassing van het model: de ontwikkeling van de Chemelot Campus in Geleen. Hierover interviewde ik mensen bij de drie berokken partijen: provincie Limburg, DSM en Universiteit Maastricht.  

Hierbij vallen drie zaken op:

  • De toepassing van het triple helix model bij de Chemelot campus werd niet door alle drie partijen onderschreven. Waar overheid en universiteit zeer positief waren over het model, kwam de triple helix in het interview met DSM nauwelijks ter sprake. De investering werd door hen gezien als een manier voor de provincie om een belangrijke werkgever in de regio te behouden. Het idee van de campus sprak volgens de respondent van DSM vooral de kleinere ondernemers aan.
  • Het feit dat het model in Limburg op provinciale schaal wordt ingezet heeft een belangrijke invloed op de keuze van partijen. Deze keuze leidde tot een samenwerking tussen DSM en Universiteit Maastricht. Terwijl Universiteit Maastricht nog geen technische opleidingen had en DSM al banden had met Technische Universiteit Eindhoven; maar dat was voor de provincie geen optie.
  • Het triple helix model wordt aangehaald als argument voor het opzetten van de campus in samenwerking met universiteit en bedrijfsleven met overheidsfinanciering wordt opgezet, maar dat er in feite niet van een triple helix gesproken kan worden. Al bij het opzetten van de campus was duidelijk dat de provincie Limburg na een vastgestelde periode uit het consortium zou stappen. Iets wat recht indruist tegen de fundamenten van het model.

Nog altijd populair?

Is het triple helix model door haar flexibiliteit niet te multi-interpretabel? Is het model zo populair, omdat het een handige beleidstool is om grote overheidsinvesteringen richting bedrijfsleven en kennisinstellingen te verantwoorden? Of lopen projecten die als samenwerking tussen universiteit, overheid en bedrijfsleven worden opgezet daadwerkelijk beter? Wellicht dat een kwantitatief onderzoek naar triple helix ontwikkelingen hier licht op kan werpen. Projecten in de geest van de triple helix zijn er immers genoeg.