De deeleconomie mag zich verheugen in een grote belangstelling. Het online delen van gereedschap, auto’s of logeerkamers is in potentie sympathiek en biedt allerlei voordelen. Toch is dit niet zo vanzelfsprekend. Volgens de Amerikaanse hoogleraar Juliet Schor is de deeleconomie het speelterrein geworden van enkele almachtige platformen die zich als duurbetaalde tussenpersoon tussen vraag en aanbod hebben weten te positioneren. Met het internet zouden dure tussenpersonen niet meer nodig zijn maar in de praktijk vangt Uber rustig een commissie van 20% of meer. Het zou kunnen helpen als gebruikers van het platform zelf dat platform in handen hebben.

Behalve het delen van spullenboel en onroerend goed  kunnen ook immateriële zaken gedeeld worden, denk bijvoorbeeld aan financiële risico’s van zelfstandigen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Natuurlijk kan dat risico via een AOV verzekerd worden bij een verzekeraar, maar dat is relatief duur en kent veel beperkingen. Een mooi voorbeeld van deeleconomie is daarom het broodfonds. Daarin verenigen kleine zelfstandigen zich en spreken af dat in geval van ziekte en (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid van één van hen de andere leden het gemiste inkomen aanvullen. Dit gebeurt gedurende een beperkte periode van bijvoorbeeld twee jaar en gaat in de vorm van schenkingen aan het getroffen lid. Het broodfonds werkt op basis van onderling vertrouwen en vaste afspraken. Met de schenkingen blijft de fiscus buiten de deur – het ontvangen bedrag is een netto bedrag. Met een broodfonds zorgen ondernemers onderling voor een gegarandeerd basisinkomen – het is een sympathiek voorbeeld van de deeleconomie gebaseerd op vertrouwen en solidariteit. En dat alles zonder de bemoeienis van almachtige platformen. Er is nog hoop voor het Internet!